inwit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inwit    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪnwɪt/
Woordafbreking
  • in·wit
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen inwit
verbogen inwitte
partitief inwits

Bijvoeglijk naamwoord

inwit

  1. heel wit, buitengewoon bleek
    • Buiten het geschrevene, buiten het gedicht, heerst niemandswit, margewit, tussenwit, inwit. [1]
Opmerkingen

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inwit.

Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord inwit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
33 %van de Nederlanders;
28 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • IPA: /ˈɪnwɪt/
enkelvoud meervoud
inwit -

Zelfstandig naamwoord

inwit

  1. geweten
    • Speaking to me. They wash and tub and scrub. Agenbite of inwit. Conscience.[1] 
Synoniemen

Verwijzingen

  1. James Joyce, Ulysses (1922).
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.