judge

Engels

Uitspraak
  • IPA: /dʒʌdʒ/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudfranse juge.
enkelvoud meervoud
judge judges

Zelfstandig naamwoord

judge

  1. rechter
  2. jurylid
vervoeging
onbepaalde wijs to  judge 
he/she/it  judges 
verleden tijd  judged 
voltooid
deelwoord
 judged 
onvoltooid
deelwoord
 judging 
gebiedende wijs  judge 

Werkwoord

judge

  1. beoordelen, oordelen
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.