juffer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  juffer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • juf·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord juffer jufferen
juffers
verkleinwoord juffertje juffertjes

Zelfstandig naamwoord

[A]dejufferv

  1. juffrouw
  2. (scheepvaart) blok met inkepingen en drie of vier gaten waar de talrepen door lopen

[B]dejufferv/m

  1. (libellen) Zygoptera  libelle, libel uit een onderorde van de libellen (Odonata). Juffers zijn slanker en kleiner dan echte libellen, maar hebben een vergelijkbare levenswijze en ontwikkeling. In rust vouwt een juffer de vleugels meestal achter de rug, terwijl een echte libel ze spreidt. Voor- en achtervleugels zijn bij juffers bovendien min of meer gelijk van vorm, terwijl bij de echte libellen de achtervleugels aan de basis veel breder zijn dan de voorvleugels. Juffers zijn een oude groep insecten waarvan het fossielenbestand teruggaat tot het Perm
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
jufferen

juffer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jufferen
    • Ik juffer. 
  2. gebiedende wijs van jufferen
    • Juffer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jufferen
    • Juffer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord juffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.