jumbo

Niet te verwarren met: Jumbo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jumbo    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈjʏmbo/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • jum·bo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jumbo jumbo's
verkleinwoord jumbootje jumbootjes

Zelfstandig naamwoord

dejumbom

  1. (luchtvaart) zeer groot viermotorig vliegtuig voor vervoer van passagiers en vracht
    • Er zijn net iets meer dan 1500 jumbo's gemaakt sinds 1970. 
     De geweldige hangar aan de overkant van Schiphol, waar de jumbo's worden onderhouden – eigenlijk niet meer dan een kolossale doos – heeft zijn eigen schoonheid.[2]
  2. (informeel) aanduiding voor een olifant
    • De jumbo nam de pinda met zijn lange slurf aan. 
     Hee meid met je mooie palmboom zou je niet opzij gaan voor de koning van de vetzakken, ik bedoel van de zware dieren, deze jumbo dus. Ik kijk om naar een soort het lijkt wel een ceremoniemeester die de olifant uitlaat of aan een touw de pont optrekt.[3]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord jumbo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.