kanteel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kanteel    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑnˈtel/
Woordafbreking
  • kan·teel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opstaand deel van muur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kanteel kantelen
verkleinwoord kanteeltje kanteeltjes

Zelfstandig naamwoord

dekanteelm

  1. elk van de opstaande delen van de getande bovenkant van (oude) verdedigingsmuren
    • Men kon zich achter de kantelen beschermen tegen vijandelijk geschut. 
Synoniemen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kanteel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.