kauri

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kauri    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɑuri/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kau·ri
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kauri kauri's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dekaurim

  1. (buikpotigen) benaming voor voor verschillende soorten slakken uit de familie Cypraeidae  met glanzend gekleurde schelpen, gebruikt voor versiering en als ruilmiddel
    • ‘Jij hebt het over honderd armbanden,’ zei Wosu. ‘Ik heb alleen mijzelf kunnen voorzien. Ik heb er nog geen kauri aan overgehouden.’ [4]
    • Ook vond men hier de kauri, kleine schelpen die op verschillende plaatsen in Indië als pasmunt golden. [5]
  2. (coniferen) conifeer Agathis australis  die voorkomt in Nieuw-Zeeland, waarvan het hout en de hars nuttige toepassingen kennen
    • Het is maar goed, dat het reservaat er is, want anders zou de kauri zijn - uitgestorven als de zeehond in het zuiden en de walvis in het noorden. [6]
Synoniemen
  • [1] katje
  • [2] porseleinhoorn
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • [1] kaurischelp
  • [2] kauriboom
enkelvoud meervoud
naamwoord kauri -
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als onzijdig woord.

Zelfstandig naamwoord

hetkaurio

  1. (materiaalkunde) hout afkomstig van de Nieuw-Zeelandse naaldboom Agathis australis 
    • Kauri is waardevol bij de fabricage van triplex. [7]

Gangbaarheid

  • Het woord kauri staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
12 %van de Nederlanders;
12 %van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

  • [Agathis australis] kauri op Wikidata
  • [Cypraeidae] kauri op Wikidata

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.