kaviaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kaviaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ka·vi·aar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Turks, in de betekenis van ‘viskuit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1481-1485 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kaviaar -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dekaviaarm

  1. (voeding) De onbevruchte eitjes van de steur
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kaviaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.