kerkvolk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kerkvolk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɛrəkfɔlək/ (2 of 4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kerk·volk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkvolk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetkerkvolko

  1. gelovigen die geen speciale functie in de kerk bekleden
    • Ruim dertien jaar geleden, van 11 tot 15 mei 1985, bezocht paus Johannes Paulus II Nederland met als doel het herstel van de eenheid onder het katholieke kerkvolk alhier. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kerkvolk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frits Groeneveld 24 augustus 1998
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.