keuring

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  keuring    (hulp, bestand)
  • IPA:
Woordafbreking
  • keu·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van keuren met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord keuring keuringen
verkleinwoord keurinkje keurinkjes

Zelfstandig naamwoord

dekeuringv

  1. proces van het keuren
    • Een medische keuring moeten ondergaan. 
  2. onderzoek
Hyponiemen
  • rijkskeuring
  • rijpkeuring
  • routinekeuring
  • sportkeuring
  • stamboekkeuring
  • stierenkeuring
  • tafelkeuring
  • technokeuring
  • typegoedkeuring
  • typekeuring
  • veekeuring
  • veiligheidskeuring
  • vleeskeuring
  • warenkeuring
  • zaadkeuring
Afgeleide begrippen
  • keuringsarts
  • keuringsattest
  • keuringsautoriteit
  • keuringsbeambte
  • keuringskarakteristiek
  • keuringskost
  • keuringsmerk
  • keuringsnorm
  • keuringsopdracht
  • keuringsstation
  • keuringssysteem
  • keuringsvoorschrift
  • keuringswaag
  • keuringswet
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord keuring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.