kledder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kledder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kled·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kledder kledders
verkleinwoord kleddertje kleddertjes

Zelfstandig naamwoord

dekledderm

  1. een uiteengespatte hoeveelheid kleverig of gelei-achtig materiaal
    • Er zat een kledder verf op mijn jas. 
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
kledderen

kledder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kledderen
    • Ik kledder. 
  2. gebiedende wijs van kledderen
    • Kledder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kledderen
    • Kledder je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kledder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
54 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.