klembus
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: klembus (hulp, bestand)
- IPA: / ˈklɛmbʏs / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- klem·bus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van klem ww en bus zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klembus | klembussen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de klembus v / m
- (gereedschap) klem waarmee men werkstukken kan vastmaken aan een draaibank
- een ronde buis waarmee men iets vast kan zetten
- ▸ Bij de bevestiging van een tandwiel wordt de naaf over het algemeen gefixeerd op de as, bijvoorbeeld met een spie of klembus.[2]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'klembus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klembus" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Naaf” (29/5/2020), Wikipedia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.