klim

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klim    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • klim
enkelvoud meervoud
naamwoord klim -
verkleinwoord klimmetje klimmetjes

Zelfstandig naamwoord

deklimm

  1. een tocht waarbij geklommen wordt or moet worden
    • Hoe bereken je hoe steil een klim is? 
     Toen het vlakke plateau overging in een lange steile klim, volgden we ontelbare haarspeldbochten de rotswand op.[1]
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
klimmen

klim

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klimmen
    • Ik klim. 
  2. gebiedende wijs van klimmen
    • Klim! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klimmen
    • Klim je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord klim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.