kluit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kluit    (hulp, bestand)
  • IPA: /klœyt/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /klœʏt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /klœːt/
Woordafbreking
  • kluit
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘massa, klont’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1357 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kluit kluiten
verkleinwoord kluitje kluitjes

Zelfstandig naamwoord

dekluitv/m

  1. de aarde om een wortelstelsel van een plant
  2. een brokkelige onsamenhangende massa
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • kluithoudend, kluitsla
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kluit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.