knokkelkoortspatiënt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knokkelkoortspatiënt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • knok·kel·koorts·pa·ti·ent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knokkelkoortspatiënt knokkelkoortspatiënten
verkleinwoord knokkelkoortspatiëntje knokkelkoortspatiëntjes

Zelfstandig naamwoord

deknokkelkoortspatiëntm

  1. (medisch) iemand die lijdt aan dengue
     Autoriteiten zeiden dat de diplomatenwijken Gulshan en Banani in de hoofstad Dhaka het kwetsbaarst zijn. Daar zijn de tuinen al bespoten met antimuggengif en zijn bloempotten waar water in stond geleegd, omdat de aedes-mug, die knokkelkoorts overbrengt, daar anders graag eitjes in legt. Verder heeft de regering ziekenhuizen in Dhaka gevraagd speciale afdelingen in te richten voor de behandeling van het groeiende aantal knokkelkoortspatiënten.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'knokkelkoortspatiënt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Malaria en knokkelkoorts doden honderden Bengalezen” (20 augustus 2002), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.