knol
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: knol (hulp, bestand)
- IPA: / knɔl / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- knol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knol | knollen |
verkleinwoord | knolletje | knolletjes |
Zelfstandig naamwoord
de knol m
- een verdikte wortelstok waarin een plant voedsel opslaat
- (groente) koolraap, een eetbare wortel van een plant uit het geslacht Brassica
- We hebben gisteren een knolletje gegeten.
- een aftands werkpaard
- En [dit was] niet zomaar een knol, maar Roccinant, het paard van Don Quichot.
Hyponiemen
- mangaanknol, okselknol, raapknol, robbeknol, schijnknol, stengelknol, stoppelknol, venkelknol, wortelknol
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. verdikte plantenwortel.
2. koolraap, een eetbare wortel van een plant uit het geslacht Brassica.
Gangbaarheid
- Het woord knol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knol" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "knol" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ knol op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.