korenblauw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: korenblauw (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ko·ren·blauw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van koren zn "korenbloemenblauw" en blauw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | korenblauw | korenblauwen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het korenblauw o
- (kleur) kleur blauw als van de korenbloem
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | korenblauw | korenblauwer | korenblauwst |
verbogen | korenblauwe | korenblauwere | korenblauwste |
partitief | korenblauws | korenblauwers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
korenblauw[1]
- een korenblauwe kleur hebbend
Gangbaarheid
- Het woord korenblauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.