koren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkorə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ko·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koren -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A]hetkoreno

  1. (landbouw) als gewas geteeld graan
Uitdrukkingen en gezegden
  • Dat is koren op zijn molen.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

[B]dekorenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koor
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord koren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.