korst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  korst    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɔrst/
Woordafbreking
  • korst
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘rand van iets die taaier is dan de rest’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord korst korsten
verkleinwoord korstje korstjes

Zelfstandig naamwoord

dekorstv/m

  1. een harde buitenste laag om iets dat verder relatief zacht is
    • Kinderen willen vaak de korst van hun brood niet opeten. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
korsten

korst

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van korsten
  2. gebiedende wijs van korsten

Gangbaarheid

  • Het woord korst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.