landbevolking

Niet te verwarren met: landsbevolking

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  landbevolking    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑndbəˌvɔlkɪŋ/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • land·be·vol·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landbevolking landbevolkingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

delandbevolkingv

  1. inwoners van agrarische gebieden
     Het landje-pik heeft Mugabe niet gevrijwaard van een halve nederlaag, maar hij heeft dankzij het opzetten van de landbevolking tegen blanke grootgrondbezitters vermoedelijk wel zijn regime kunnen prolongeren.[1]
     Het waren de conservatieve bolwerken binnen de samenleving die zich na 1871 tegen opname en gelijkstelling van de joodse medeburgers verzetten; dezelfde bolwerken dus die ook de moderne liberale burgerstaat afwezen: de agrarische streken, adellijke grondbezitters, landbevolking en kerkelijke kringen en in de steden kleinere middenstanders en ambachtslieden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'landbevolking' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Mugabe's devaluatie” (28 juni 2000) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    H.W.vonder Dunk
    “Joden in het Tweede keizerrijk: verdrukt werk voor Duitsland” (6 maart 1978) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.