land

Niet te verwarren met: Land, lande

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  land    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɑnt/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • land
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord land landen
verkleinwoord landje landjes

Zelfstandig naamwoord

hetlando

  1. (geologie) gedeelte van het aardoppervlak dat boven water (rivieren, zeeën, oceanen e.d.) uitsteekt
    • We moeten op land geen windmolens meer plaatsen, maar uitsluitend investeren in zeewindparken. 
    • De kikker leeft zowel op het land als in het water. 
  2. (landbouw) dat deel van de aardbodem dat geschikt is voor of gebruikt wordt voor bebouwing of landbouw en veeteelt
    • Hij heeft een stuk land gekocht. 
    • De boeren zijn op het land bezig met het maaien van het gras. 
  3. (geopolitiek) een geografisch afgebakend gebied dat aan één bepaald gezag is onderworpen, en zodoende geldt als eigen staat
    • Het hele land was in rep en roer. 
    • Het is een corrupt land. 
     In de lucht cirkelde een helikopter. Het leek wel een scène uit een film. Wat een land, zo anders dan mijn veilige, kleine Nederland.[2]
     21 juni is de langste dag van het jaar die overal ter wereld op een unieke manier wordt gevierd. De Zweden dansen tijdens de midzomeravond om de meiboom en in andere landen worden vuren aangestoken om het verleden te verbranden.[2]
  4. niet-verstedelijkt gebied
  5. het eigen land, het land waar men geboren is
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd.
In tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren
  • Het land aan iets hebben
Aan iets een hekel hebben
  • In het land der blinden is éénoog koning.
Je hoeft maar weinig moeite te doen om mensen vóór te blijven als zij zich niet in dat onderwerp verdiepen of er geen tijd/moeite in willen stoppen ofwel: wanneer iemand als enige een beetje van iets weet, lijkt het voor iedereen die er niets van weet alsof diegene er echt verstand van heeft
  • Met de hoed in de hand komt men door het ganse land.
Iemand die vriendelijk is bereikt meer in het leven dan iemand die onaardig en onbeleefd is
  • Aan land gaan / aan wal komen
Van boord gaan, uit de boot stappen
  • Te land
  • De arme landen
Algemene aanduiding voor landen die tot de Derde Wereld worden of werden gerekend
  • De kaart van het land kennen
Weten hoe de omstandigheden zijn
  • Een land van melk en honing zijn
Een land waar het goed en voorspoedig leven is
  • Een stille in de lande
Stoett-2177 [3]
  • Een stille in de lande zijn
Iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit
  • Geen land met iemand kunnen bezeilen
Met iemand niets kunnen beginnen omdat die niet wil
  • Het land dienen
Vechten voor het vaderland
  • Het vaste land (ook: vasteland)
Het continent
  • In het land der levenden zijn
(eufemistisch) Leven
  • 's Lands wijs, 's lands eer
Een volk is sterk gehecht aan de eigen cultuur en gewoonten
  • Stad en land aflopen
Overal heen gaan, specifiek om iets te verkrijgen, te kopen
  • Stad en land heeft het erover
Iedereen heeft het erover
  • Zijn land ligt in zijn schoenen
Gezegd van iemand die opschept, pocht
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
landen

land

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van landen
    • Ik land. 
  2. gebiedende wijs van landen
    • Land! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van landen
    • Land je? 

Gangbaarheid

  • Het woord land staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Alemannisch

Zelfstandig naamwoord

land

  1. land
    «USA isch de gröschte land vode Wäult.»
    De VS is het grootste land ter wereld.

Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /lɑnd/

Zelfstandig naamwoord

land o

  1. land
Overerving en ontlening

Deens

Uitspraak
  • IPA: /lænˀ/
Woordafbreking
  • land
Naar frequentie 552
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   land     landet     lande     landene  
genitief   lands     landets     landes     landenes  

Zelfstandig naamwoord

land, o

  1. land


Verwijzingen

    Engels

    Uitspraak
    • IPA: /lænd/
    Uitspraak
    • Geluid:  land (VS)    (hulp, bestand)
    enkelvoud meervoud
    land lands

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. land
    vervoeging
    onbepaalde wijs to  land 
    he/she/it  lands 
    verleden tijd  landed 
    voltooid
    deelwoord
     landed 
    onvoltooid
    deelwoord
     landing 
    gebiedende wijs  land 

    Werkwoord

    land

    1. onovergankelijk landen
    2. onovergankelijk aanlanden, belanden
    3. overgankelijk doen landen
    4. overgankelijk doen belanden
    5. overgankelijk aan land brengen, aan land afzetten

    Faeröers

    Uitspraak
    • IPA: /land̥/

    Zelfstandig naamwoord

    land, o

    1. land

    Gotisch

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Proto-Germaanse *landą

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. land
    Schrijfwijzen
    • 𐌻𐌰𐌽𐌳

    IJslands

    Uitspraak
    • IPA: /land̥/

    Zelfstandig naamwoord

    land, o

    1. land

    Middelengels

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Angelsaksische land

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. land; een geografisch gebied aan één bepaald gezag onderworpen
    Schrijfwijzen
    • loand
    • lond
    • londe

    Nedersaksisch

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. land; een geografisch gebied aan één bepaald gezag onderworpen

    Noors

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: / lɑn /
    Woordafbreking
    • land
    Woordherkomst en -opbouw
    • Ontleend aan het Oudnoordse woord land
    Naar frequentie 578

    Werkwoord

    land

    1. gebiedende wijs van lande
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   land     landet     land     landa
    landene  
    genitief   lands     landets     lands     landas
    landenes  

    Zelfstandig naamwoord

    land, o

    1. land
      «Konvensjonen omfatter både dyre- og plantearter, og de fleste land i verden har sluttet seg til den.»
      Het verdrag heeft betrekking op zowel dier- als plantensoorten, en de meeste landen in de wereld zijn toegetreden tot het.
    Afgeleide begrippen
    Uitdrukkingen en gezegden
    • landet over
    in het (hele) land, over het (hele) land
    «I begge tilfælder var det papirfabrikanterne hele landet over som stod i kamp mod papirarbeiderne.»
    In beide gevallen waren het de papierfabrikanten in het hele land die tegen de papierarbeiders vochten.

    Meer informatie

    • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Noors)

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van land

    Nynorsk

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: /lɑn/
    Woordafbreking
    • land
    Woordherkomst en -opbouw
    • Ontleend aan het Oudnoordse woord land

    Werkwoord

    land

    1. gebiedende wijs van landa
    Synoniemen

    Werkwoord

    land

    1. gebiedende wijs van lande
    Synoniemen
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   land     landet     land     landa  

    Zelfstandig naamwoord

    land, o

    1. land
    Afgeleide begrippen

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van land

    Oudsaksisch

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Proto-Germaanse *landą

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. land

    Pools

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Duitse Land

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. platteland
    Synoniemen
    • prowincja
    • wieś

    Veluws

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. land; een geografisch gebied aan één bepaald gezag onderworpen

    Zeeuws

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Middelnederlandse lant

    Zelfstandig naamwoord

    land

    1. land

    Zweeds

    Uitspraak
    • Geluid:  land    (hulp, bestand)
    • IPA: / lɑn /
    Woordafbreking
    • land
    Woordherkomst en -opbouw
    • Ontleend aan het Oudnoordse woord land
    Naar frequentie 653
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   land     landet     länder     länderna  
    genitief   lands     landets     länders     ländernas  

    Zelfstandig naamwoord

    land, o

    1. (politiek) land, natie, staat
    2. (sociologie) platteland
    3. bodem, grond, terrein
    4. een stuk tuinland, plaats
    5. landmassa, vast land, vasteland
    Synoniemen
    Antoniemen
    Afgeleide begrippen
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.