landeigenaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  landeigenaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑntɛiɣəˌnar/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • land·ei·ge·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landeigenaar landeigenaren
landeigenaars
verkleinwoord landeigenaartje landeigenaartjes

Zelfstandig naamwoord

delandeigenaarm

  1. iemand die landerijen bezit
    • U moet hiervoor de landeigenaar spreken. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord landeigenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.