leunstoel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leunstoel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • leun·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leunstoel leunstoelen
verkleinwoord leunstoeltje leunstoeltjes

Zelfstandig naamwoord

deleunstoelm

  1. een stoel met leuningen om lekker in te zitten
    • Opa zat graag in zijn leunstoel. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord leunstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.