level

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  level    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɛvəl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • le·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord level levels
verkleinwoord leveltje leveltjes

Zelfstandig naamwoord

hetlevelo

  1. niveau

Werkwoord

vervoeging van
levelen

level

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van levelen
    • Ik level. 
  2. gebiedende wijs van levelen
    • Level! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van levelen
    • Level je? 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord level staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  level (VS)    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
level levels

Zelfstandig naamwoord

level

  1. peil, niveau
  2. (gereedschap) waterpas
vervoeging
onbepaalde wijs to  level 
he/she/it  levels 
verleden tijd  levelled 
 leveled 
voltooid
deelwoord
 levelled 
 leveled 
onvoltooid
deelwoord
 levelling 
 leveling 
gebiedende wijs  level 

Werkwoord

level

  1. overgankelijk vlak maken, met de grond gelijkmaken
Anagrammen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.