vlak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vlak    (hulp, bestand)
  • IPA: /vlɑk/
Woordafbreking
  • vlak
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘platte kant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1561 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen vlakvlakkervlakst
verbogen vlakkevlakkerevlakste
partitief vlaksvlakkers-

Bijvoeglijk naamwoord

vlak

  1. zonder bergen of dalen
    • Dat was een vlakke weg. 
     Vooraf had ik best aardig getraind, maar het vlakke Nederland had mij absoluut niet voorbereid op deze omstandigheden.[2]
     Het hielp enorm dat de trail in Oregon opvallend veel vlakker was dan in Californië.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord vlak vlakken
verkleinwoord vlakje vlakjes

Zelfstandig naamwoord

hetvlako

  1. (wiskunde) een verzameling punten die twee dimensies vult
    • Hij kon enkel grote vlakken inkleuren. 
  2. zonder hoogte- en dieptepunten
  3. een bepaald deel van werkelijkheid
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

vlak

  1. op vlakke wijze
    • Hij had het glas niet vlak neergezet en het viel daardoor om. 
  2. versterkend: in de onmiddellijke omgeving
    • Het huis staat vlak naast een winkel en vlak bij een park. 
     Na een gigantische knal vlak boven ons hoofd stonden de stoere jonge gasten binnen tien seconden ook binnen.[2]
  3. helemaal
    • Mensen denken verschillend over dit plan, maar ik ben er vlak voor. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
vlakken

vlak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlakken
    • Ik vlak. 
  2. gebiedende wijs van vlakken
    • Vlak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlakken
    • Vlak je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord vlak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Bosnisch

Zelfstandig naamwoord

vlak m

  1. (verkeer) trein

Kroatisch

Zelfstandig naamwoord

vlak m

  1. (verkeer) trein

Servisch

Zelfstandig naamwoord

vlak m

  1. (verkeer) trein
Schrijfwijzen

Servo-Kroatisch

Zelfstandig naamwoord

vlak m

  1. (verkeer) trein

Sloveens

Zelfstandig naamwoord

vlak m

  1. (verkeer) trein

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

vlak m

  1. (verkeer) trein

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /vlak/
  • Geluid:  vlak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vlak

Zelfstandig naamwoord

vlak monbezield

  1. (spoorwegen) trein
Verbuiging
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • protivlak monbezield
  • rychlovlak monbezield
  • vláček monbezield
  • vlakař mbezield
  • vlakotvorba v
  • vlakvedoucí mbezield / v
  • vlakový
Verwante begrippen
  • vléct
  • vláčet

Verwijzingen

    Meer informatie

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.