levensduur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  levensduur    (hulp, bestand)
  • IPA: /levənzdyr/
Woordafbreking
  • le·vens·duur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensduur -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

delevensduurm

  1. de tijd dat iets of iemand in leven is of functioneert
    • De levensduur daarvan kan best verlengd worden. 

Gangbaarheid

  • Het woord levensduur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.