levensmoede

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  levensmoede    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌlevənsˈmudə/
Woordafbreking
  • le·vens·moe·de
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

levensmoede

  1. verbogen vorm van de stellende trap van levensmoe
  2. (verouderd) zonder de wil nog langer te bestaan
    1. levensmoe, predicatief gebruikt
      • Het oude vrouwtje was levensmoede. 
    2. levensmoeë
      • Het levensmoede vrouwtje was al oud. 
Opmerkingen
  • Als 'levensmoe' attributief wordt gebruikt ("een levensmoe vrouwtje") is vervanging door 'levensmoede' niet mogelijk.
enkelvoud meervoud
naamwoord levensmoede levensmoeden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

delevensmoedev/m

  1. iemand die niet langer wil bestaan
    • De laatste meldt, in dit zelfde stuk van 17 juli 1923, een dag na Couperus' overlijden, dat de grote schrijver in waarheid een levensmoede was geweest. [2]

Gangbaarheid

  • Het woord levensmoede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.