lok

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lok    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɔk/
Woordafbreking
  • lok
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘haar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lok lokken
verkleinwoord lokje lokjes

Zelfstandig naamwoord

delokv/m [3]

  1. haarlok, pluk haar
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lokken

lok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lokken
    • Ik lok. 
  2. gebiedende wijs van lokken
    • Lok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lokken
    • Lok je? 

Gangbaarheid

  • Het woord lok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.