loopstal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: loopstal (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlopstɑl / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- loop·stal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van loop ww en stal zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loopstal | loopstallen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de loopstal m
- (veeteelt) stal waarin dieren niet op een plaats worden vastgezet, maar ruimte hebben om vrij te bewegen
- ▸ De koeien van De Gelder gaan niet naar buiten. Ze staan in een enorme loopstal, waar automatisch draaiende borstels en ligboxen met koeienmatrassen zijn.[2]
- ▸ Toen in de jaren '60 de loopstal zijn intrede deed, werd met schrik geconstateerd hoe lelijk koeien elkaar konden toetakelen. Ze kregen de vrijheid, maar niet de ruimte, niet genoeg althans om uit te wijken bij dreigend geweld, laat staan om zich daartegen te verweren.[3]
Hyponiemen
- ligboxenstal
Antoniemen
- grupstal
Gangbaarheid
- Het woord loopstal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marjoleine de Vos“Jenny gaat voor haar kazen” (18 juni 2007) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Kees van Zomeren“Koeien horen met horens” (1 februari 2003) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.