lyd

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / lyːd /
Woordafbreking
  • lyd
Woordherkomst en -opbouw
  • [A]: Afkomstig van de Oudnoordse woorden  lýðr zn  en  ljôðr zn , verwant met het Duitse woord  Leute zn , mv ("lui")
  • [B]: Afkomstig van het Oudnoordse woord  hljóð zn , o ("(het) toeluisteren", "stilte"); Deense vorm eveneens  lyd zn , die van het Ouddeense woord liud komt
Naar frequentie 2169
[A] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lyd     lyden     lyder     lydene  
genitief   lyds     lydens     lyders     lydenes  

Zelfstandig naamwoord

[A]: lyd, m

  1. (maatschappij) gemeente, genootschap
    «Korgen kirke var ikke fullsatt, men det var i allefall en høytidsstemt kirkelyd som fulgte sokneprest Knut Hopes konfirmasjon av 25 gutter og jenter sist søndag.»
    De kerk in Korgen was niet overvol, maar het was in ieder geval een plechtig gemoede menigte kerkgangers die afgelopen zondag de aanneming van 25 jongens en meisjes door pastoor Knut Hope volgde.
Synoniemen
  •  menighet zn 
Hyponiemen
  •  huslyd zn 
  •  kirkelyd zn 
  •  møtelyd zn 
[B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lyd     lyden     lyder
lyd  
  lydene  
genitief   lyds     lydens     lyders
lyds  
  lydenes  

Zelfstandig naamwoord

[B]: lyd, m

  1. aandacht, rust, stilte
  2. gewaarwording, waarneming door het oor, gehoor
  3. (taalkunde) språklyd
Hyponiemen
  •  ganelyd zn 
  •  leppelyd zn 
  •  tannlyd zn 
  •  fremlyd zn 
  •  innlyd zn 
  •  utlyd zn 
  •  avlyd zn 
  •  omlyd zn 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.