maïskip

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maïskip    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑɪskɪp/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • maïs·kip, ma·is·kip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maïskip maïskippen
verkleinwoord maïskippetje maïskippetjes

Zelfstandig naamwoord

demaïskipv

  1. (landbouw) kip waaraan veel mais en vaak ook kleurstof is gevoerd
    • Neem een mooie dubbele filet, liefst van een maïskip. [1]
  2. (voeding) geel getint vlees van kippen waaraan veel mais en vaak ook kleurstof is gevoerd
    • Of het nu een terrine van kippelevertjes, een kippepasteitje, een simpelweg gebraden balf kippetje is, waterzooi of het Mexicaanse kipgerecht Jambalaya, de Franse maïskip bepaalt de smaak. [2]
    • Kies hiervoor liefst een zgn. boerekip of maïskip, kenbaar aan de wat gele tint. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord maïskip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Vogel, S. de
    geciteerd in
    Blom, H.
    "Men lene een truffel" in: De Telegraaf jrg. 102 nr. 32987 (22 februari 1994)
    ; p. 15 kol. 4; geraadpleegd 2018-09-06
  2. Ruisch, S.
    "Fagel-haan kraait victorie" in: De Telegraaf jrg. 98 nr. 31843 (7 juni 1990)
    ; p. 21 kol. 3; geraadpleegd 2018-09-06
  3. Veen, G. van der
    "Wat Wina [w
    eet" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 92 nr. 73 (27 maart 1979)]; p. 14 kol. 4; geraadpleegd 2018-09-06
  4. Zie taaladvies Onze Taal
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.