marche
Niet te verwarren met: marché |
Frans
Uitspraak
- Geluid: marche (hulp, bestand)
- IPA: /maʁʃ/
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
marche | la marche | marches | les marches |
Zelfstandig naamwoord
marche v
- wandeltocht, mars zn [2]
- (muziek) een muziekstuk specifiek voor een mars
Werkwoord
vervoeging van |
---|
marcher |
marche
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van marcher
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van marcher
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van marcher
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
marchar |
marche
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.