martelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  martelaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑrtəˈlar/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mar·te·laar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘die lijdt voor zijn geloof’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Naamwoord van handeling van martelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud meervoud
naamwoord martelaar martelaars
martelaren
verkleinwoord martelaartje martelaartjes

Zelfstandig naamwoord

demartelaarm [2]

  1. iemand die voor een goede zaak lijdt of sterft en daarmee tot symbool wordt gezien van de strijd voor die zaak, iemand die gemarteld wordt of is
    • De martelaar pleegde zelfmoord voor zijn geloof. 
     Of zou het te theatraal lijken tussen al die theaterspecialisten? Alsof ze de martelaar wilde spelen? Want zoals gezegd, iedereen wist toch al wat er was gebeurd.[3]
  2. iemand die anderen martelt
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord martelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.