meert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • meert

Werkwoord

vervoeging van
meren

meert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meren
    • Jij meert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meren
    • Hij meert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van meren
    • Meert! 

Gangbaarheid

  • Het woord meert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /meːʁt/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

meert m

  1. maart
Verbuiging
Synoniemen
  • lèntjemaondj
  • mieërt


Maanden in het Limburgs
jannewarie
januari
fibberwarie
februari
meert
maart
eprèl
april
mèè
mei
zjuunje
juni
zjuulje
juli
egóstös
augustus
septèmber
september
óktoeaber
oktober
nevèmber
november
desèmber
december


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

meert

  1. maart


Veluws

Zelfstandig naamwoord

meert

  1. maart
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.