monokini

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  monokini    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mo·no·ki·ni
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bikini zonder bovenstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1964 [1]
  • afleiding naar analogie van bikini met het voorvoegsel mono- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord monokini monokini's
verkleinwoord monokinietje monokinietjes

Zelfstandig naamwoord

demonokinim [3]

  1. (kleding) bikini zonder bovenstuk
    • "De hel, dat is het Heineken Huis."Je traint tientallen jaren om als zwaantje in een gymzaal te hangen, met meer kans op geen medaille dan wel, terwijl het ware goud op het strand van Copacabana gewillig in een te kleine monokini naar je smacht met een caipirinha in haar hand.[4] 
  2. (kleding) bikini waarbij boven- en benedendeel met elkaar zijn verbonden
    • Jasmijn: **** Deze variant op het badpak blijft prima zitten. Sandra: *** Hangt een beetje af van het soort monokini, maar de meeste zijn swim proof.[5] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord monokini staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Italiaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /mɔnoˈkini/
Woordafbreking
  • mo·no·ki·ni

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
monokini monokini

monokini m

  1. (kleding), (zwemmen) monokini, bikini zonder bovenstuk
Synoniemen
  • unikini
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.