naaf
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: naaf (hulp, bestand)
- IPA: /naf/
Woordafbreking
- naaf
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘middenstuk van wiel waardoor de as gaat’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- erfwoord
afkomstig van:
- Oudnederlands *nava
- Germaans *nabō
- Indo-Europees: *h₃nobʰ-
- Germaans *nabō
- Verwant in Germaans:
- Andere Indo-Europese talen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naaf | naven |
verkleinwoord | naafje | naafjes |
Zelfstandig naamwoord
de naaf v / m
- centrale as of middenstuk van een wiel of rad
- De spaken verbinden de naaf met de velg van een fietswiel.
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord naaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naaf" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "naaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.