nagras
Niet te verwarren met: Nagra, några |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nagras (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnaɣrɑs / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- na·gras
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van na bw en gras zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nagras | nagrassen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het nagras o
- (landbouw) gras dat op een weide groeit waarvan al eerder in het jaar het hooi is geoogst
- Etgroen, etgras of nagras is het tweede grasgewas dat na het maaien van het eerste opschiet. [2]
- (figuurlijk) het overschot; nawoord
- ▸ Dinsdag trof ik in Puntkomma de recensie van ”Eb” aan, de prachtige roman van Rebekka Bremmer die een dag uit het wachtende leven van vissersvrouw Geeske beschrijft. Lees die bespreking –het gras– vooral. Maar voor fervente grazers hierbij nog wat nagras.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord nagras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nagras" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Lieske, T."Poëziekroniek" in: Tirade. 298 jrg. 29 nr. 3 (mei/juni 1985) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 371; geraadpleegd 2019-09-08
- ↑ Weblink bron 23-06-2012“Nagras” (Christine Stam-van Gent), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.