napraat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  napraat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • na·praat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord napraat -
verkleinwoord napraatje napraatjes

Zelfstandig naamwoord

denapraatm

  1. het napraten

Werkwoord

vervoeging van
napraten

napraat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van napraten
    • ... dat ik napraat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van napraten
    • ... dat jij napraat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van napraten
    • ... dat hij napraat. 

Gangbaarheid

  • Het woord napraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.