nepotisme

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nepotisme    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌnepoˈtɪsmə/ (4 lettergrepen); /nepo'tɨzmə/
Woordafbreking
  • ne·po·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Franse népotisme, waar het op zijn beurt is afgeleid van Italiaans nepotismo. Uiteindelijk van Latijn nepos (zie ook neef). [1] In de betekenis van ‘begunstiging van familieleden met baantjes en goederen’ voor het eerst aangetroffen in 1659. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nepotisme -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetnepotismeo

  1. onrechtmatige begunstiging van verwanten of vriendjes bij het vergeven van posten
    • Paus Johannes XXII bezondigde zich schaamteloos aan nepotisme, door schenkingen en kerkelijke ambten aan vrienden en verwanten toe te kennen 
Synoniemen
Verwante begrippen
  • nepotist
  • kardinaal-nepoot
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nepotisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Catalaans

enkelvoud meervoud
nepotisme -

Zelfstandig naamwoord

nepotisme m

  1. nepotisme

Deens

Zelfstandig naamwoord

nepotisme

  1. nepotisme

Verwijzingen

    Indonesisch

    Woordherkomst en -opbouw
    • Ontleend aan het Nederlandse nepotisme.

    Zelfstandig naamwoord

    nepotisme

    1. nepotisme

    Maleis

    Woordherkomst en -opbouw
    • Ontleend aan het Engelse nepotism.

    Zelfstandig naamwoord

    nepotisme

    1. nepotisme
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.