nooddeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nooddeur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • nood·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nooddeur nooddeuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

denooddeurv/m

  1. deur die men als uitgang kan gebruiken in een noodsituatie
    • Een ooggetuige zag hoe de twee inbrekers het gebouw probeerden open te breken. Op een nooddeur werden later inbraaksporen aangetroffen. Ze hadden geprobeerde deze met een koevoet te openen.[2] 
    • Een passagier van een vliegtuig op Mianyang Nanjiao Airport in China verloor zijn geduld en heeft de nooddeur van het toestel waarin hij zat, geopend voor wat frisse lucht. De man, genaamd Chen, vond de cabine ’te warm’.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nooddeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.