oeags

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /(ʔ)ʊeɐxs/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

oeags m

  1. oogst
    «Dae haoldje d'n oeags in.»
    Hij haalde de oogst binnen.
  2. geld
    «Ich bön oet, ich höb geinen oeags mieë.»
    Ik ben blut, ik heb geen geld meer.
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.