oefening

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oefening    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • oe·fe·ning
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van oefenen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord oefening oefeningen
verkleinwoord oefeningetje oefeningetjes

Zelfstandig naamwoord

deoefeningv

  1. activiteit die erop gericht is om een vaardigheid te leren of te verbeteren
    • De oefening bleek toch zwaarder dan gedacht. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • oefeninghouder, oefeningstherapie
Uitdrukkingen en gezegden
  • Het is einde oefening
Het is afgelopen
  • Oefening baart kunst
Men leert iets door het te oefenen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oefening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.