officiant

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  officiant    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • of·fi·ci·ant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘priester die de mis opdraagt’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • Naamwoord van handeling van officiëren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord officiant officianten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deofficiantm [3]

  1. (religie) priester die de mis opdraagt
  2. (verouderd) beambte
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord officiant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
20 %van de Nederlanders;
22 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.