onbruik
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onbruik (hulp, bestand)
Woordafbreking
- on·bruik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onbruik | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het onbruik o
- in ~ (geraken) het niet langer gebruiken van iets
- Buiten enige Westfriese dialecten is de "f" van "fniesen" in de negentiende eeuw in onbruik geraakt.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
- onbruikbaar, onbruikbaarheid
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord onbruik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbruik" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.