oncoloog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oncoloog    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·co·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oncoloog oncologen
verkleinwoord oncoloogje oncoloogjes

Zelfstandig naamwoord

deoncoloogm

  1. (beroep) (medisch) een medisch specialist die zich bezighoudt met de gezwelgroei, in het bijzonder met kanker
    • Hij is oncoloog van beroep. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oncoloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.