onthutsen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
onthutsingonthutsend
-onthutst
Uitspraak
  • Geluid:  onthutsen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ont·hut·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘doen ontstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
  • Afgeleid van het verouderde werkwoord hutsen (schudden) met het voorvoegsel ont-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onthutsen
onthutste
onthutst
zwak -t volledig

Werkwoord

onthutsen

  1. overgankelijk in staat van verbijstering brengen
    • De conclusies van het rapport onthutsen de Kamer. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onthutsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.