jar

Engels

Uitspraak
  • VS (GA)
    • Geluid:  jar    (hulp, bestand)
    • IPA: /dʒɑɹ/
enkelvoud meervoud
jar jars

Zelfstandig naamwoord

jar

  1. pot
    «There is blueberry jam is this jar
    Er zit bosbessenjam in deze pot.
  2. gerinkel, gekwetter, lawaai, wanklank
    «The loud jar of the Grosbeaks is not unlike the call of the Snow Bunting»
    He luide gekwetter van roodborstkardinalen verschilt niet veel van de roep van de sneeuwgors.
vervoeging
onbepaalde wijs to  jar 
he/she/it  jars 
verleden tijd  jarred 
voltooid
deelwoord
 jarred 
onvoltooid
deelwoord
 jarring 
gebiedende wijs  jar 

Werkwoord

jar

  1. rinkelen, kwetteren, lawaai maken
    «The sound of the alarm jarred
    Het geluid van het alarm rinkelde.
  2. onthutsen
    «A jarring experience.»
    Een onthutsende belevenis.

Oudnederlands

enkelvoud meervoud
nominatief iariar
genitief iarisiaro
datief iareiaren
accusatief iariar

Zelfstandig naamwoord

jar, iar o [1]

  1. jaar
Schrijfwijzen
  • iar, jar (jār)

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /jar/
Woordafbreking
  • jar

Zelfstandig naamwoord

jar

  1. genitief meervoud van jaro
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.