opereren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opereren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ope·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘te werk gaan’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse opérer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opereren
opereerde
geopereerd
zwak -d volledig

Werkwoord

opereren

  1. overgankelijk (medisch) aan een chirurgische ingreep onderwerpen
    • Zij moest geopereerd worden. 
  2. inergatief acties uitvoeren, optreden
    • Zij opereerden niet aan de andere kant van de rivier. 
     „Elk incident, elke publicatie in de media is slecht voor de positie van Centric, want wij opereren in een markt waarin vertrouwen ontzettend belangrijk is”, schetste Luijten.[3]
     De zoon was eindelijk in behouden haven, als je dat kon zeggen van een aanstaande marineofficier die niet op zee zou opereren.[4]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opereren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. "opereren" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. opereren op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Angelique Kunst
    “Na elk krantenartikel lijdt Gerard Sanderinks Centric verlies: ‘We worden afgeschilderd als domme mensen’” (26-04-2022), Tubantia
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.