optiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  optiek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘optica, gezichtspunt’ voor het eerst aangetroffen in 1751 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord optiek optieken
optieks
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deoptiekv [3]

  1. een aantal optische instrumenten
  2. winkel waar brillen e.d. worden verkocht, opticien
  3. (natuurkunde) optische eigenschappen
  4. gezichtspunt, standpunt
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord optiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.