pampus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pampus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɑmpʏs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pam·pus
Woordherkomst en -opbouw
  • van  Pampus en  een eiland, geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.H [1]
    • [1] door de geringe waterdiepte bij het eiland Pampus, in het zicht van de haven van Amsterdam, moesten de schepen vaak wachten op hoogwater om het eiland te kunnen passeren
enkelvoud meervoud
naamwoord pampus [2] pampussen
verkleinwoord [2] pampusje [2] pampusjes

Zelfstandig naamwoord

depampusm

  1. geen meervoud (figuurlijk) in een toestand van uitputting (in het gezegde “voor pampus liggen“)
    De betekenis is verschoven van ”vastzitten", "moeten wachten” naar het huidige “uitgeput”, “doodop”.
    • In de berm lag een marathonloper languit voor pampus . 
  2. (scheepvaart), (sport) open zeiljacht, gebouwd volgens de specificaties van de eenheidsklasse
    • Hij zeilt nog altijd met zijn pampus . 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • [2] pampusjacht, pampusklasse, pampuszeiljacht,
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] voor pampus liggen
    er totaal uitgeput bij liggen, letterlijk of figuurlijk

Gangbaarheid

  • Het woord 'pampus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.