parochiezaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  parochiezaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /paˈrɔxiˌzal/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pa·ro·chie·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parochiezaal parochiezalen
verkleinwoord parochiezaaltje parochiezaaltjes

Zelfstandig naamwoord

deparochiezaalv/m

  1. (religie) (katholiek) grote ruimte waar activiteiten van een parochie worden gehouden
    • Hij betaalde het herstel van de kerk en liet later een parochiezaal bouwen die wegens verliezen moest worden verkocht aan een bierbrouwer. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord parochiezaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.